Biostimulanten blijven beschikbaar voor Nederlandse telers
De impact van de nationale implementatie van een EU-verordening over biostimulanten is beperkt. Het blijft vooralsnog mogelijk om biostimulanten die nog niet voldoen aan de Europese eisen in Nederland op de markt te brengen en te gebruiken. Dat meldt minister Staghouwer van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aan sectorpartijen, die op initiatief van BO Akkerbouw en Artemis om duidelijkheid vroegen.
Eind april jl. verzochten Agrodis, Artemis, Bionext, BO Akkerbouw, Greenports Nederland en Plantum de minister in een gezamenlijke brief om te voorkomen dat er per 16 juli grote problemen ontstaan bij de distributie en het gebruik van biostimulanten. Vanaf die dag is de vernieuwde EU-mestwetgeving van kracht, de Fertilizer Product Regulation 2019/1009 (FPR). Hierin zijn biostimulanten opgenomen, maar slechts met vier microbiële groepen. Zonder adequate aanpassing van de Nederlandse Meststoffenwet zou dit tot een kaalslag kunnen leiden van vooral microbiële biostimulanten. De organisaties riepen de minister op om het niet zo ver te laten komen.
Tijdelijke regeling
In reactie op de gezamenlijke brief laat minister Staghouwer deze week weten dat invoering van de FPR het mogelijk maakt om biostimulanten onder CE-label op de markt te brengen. Hij zal hiertoe een tijdelijke regeling op basis van de Meststoffenwet maken. Die regeling laat ook ruimte om niet-CE-gelabelde biostimulanten in Nederland op de markt te brengen. LNV kiest ervoor om voor biostimulanten geen nationaal systeem op te tuigen met eisen en een beoordelingsinstantie. Naar inschatting van LNV zou daar zeer beperkt gebruik van worden gemaakt, aangezien de Europese Commissie heeft aangegeven te willen werken aan verruiming van de categorie micro-organismen, zo schrijft de minister in zijn brief.
Functies biostimulanten
Tot nu toe zijn biostimulanten niet bij wet geregeld. De organisaties willen dat op nationaal niveau de productie, distributie en het gebruik van biostimulanten in ieder geval in zoverre gereguleerd zijn dat gebruikers weten wat ze krijgen en van het product bij juiste toepassing kunnen verwachten, en dat het product geen risico’s voor mens of milieu geeft. Dit doet volgens hen recht aan de functies van deze bijzondere groep meststoffen. Ze vormen een steeds belangrijkere categorie biologische producten voor de Nederlandse land- en tuinbouw. Ze kunnen onder andere werken tegen abiotische stress van gewassen. Abiotische stress, zoals droogte- en warmte stress, wordt vanwege klimaatsveranderingen (meer extreme weertypen) een steeds belangrijker issue, ook onder Nederlandse teeltomstandigheden. Die verhoogde abiotische stress maakt gewassen gevoeliger voor biotische stress, veroorzaakt door ziekten en plagen.
Daarnaast kunnen biostimulanten bijdragen aan gezondere bodems en spelen ze een rol in het oplossen en toegankelijk maken van voedingsstoffen voor de plant. “Daarom zijn biostimulanten in het Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming 2030 opgenomen en vormen ze een bouwsteen voor weerbare teeltsystemen in de door ons afzonderlijk vastgestelde visies, zoals Integrated Crop Management van Agrodis en van het Actieplan Plantgezondheid van BO Akkerbouw”, zo meldden de zes organisaties in hun schrijven aan de minister.